Paul Hermans
uit Spraakdoorn, Azul Press, Maastricht, 2010
Beluister hier het gedicht van Paul Hermans
Paul Hermans begint zijn gedicht met een beeld dat je meteen pakt. 'De zwarte bollen maretak/ in de ontvelde bomen'. Wie ooit de Geul bij Cottessen in de wintertijd heeft bezocht herkent meteen de sfeer. Hermans raakt de kern van hoe je 's winters het landschap ervaart: alles lijkt in zichzelf gekeerd, tot stilstand gekomen, bewegingloos. Uitbundigheid en drukte lijken verdwenen. De winter is een seizoen van stilte, donkerte, de kleuren hebben zich teruggetrokken: Hermans gebruikt in dit gedicht 'zwart' en 'nachtblauw'. Het is het seizoen ook van aarde, aardsheid: '.. sterren / in een dal gedaald'. Zo anders dan de zomer, een seizoen van licht, lucht, waarin alles lijkt te bewegen, te veranderen.
Het gedicht lijkt dus gedomineerd te worden door een winterstemming, door bewegingloosheid. Maar je kunt je afvragen of je er onder die laag toch niet ook een verwijzing naar die andere 'pool' in kunt lezen: de tijd lijkt wel stil te staan, maar, zegt Hermans: 'De tijd / boog bij een landweg af'.
Roept Hermans een beeld op van de tijd die verder gaat, het stille gehucht achterlatend? Of juist van een jongen, die 'tot gezicht' komt, die om zich heen leert zien, op de vleugels van de tijd - zo verwijzend naar groei, naar beweging in de cyclus van de seizoenen?
Twee polen, zoals ook het landschap hier twee polen laat zien: de statische gevallen sneeuw, en het steeds stromende water van de Geul.