Willem Wilmink
Bij het lezen van dit eenstrofisch gedicht van de Nederlandse dichter Willem Wilmink worden we niet alleen uitgenodigd om te genieten van een mooi toegankelijk gedicht, maar ook om te genieten van de prachtige natuur die ons omringt.
Wezenlijk voor de werking van dit gedicht zijn de beelden die het gedicht oproept in samenspel met de omgeving. Aan de horizon rijzen
de heuvelranden voor ons op. De gele zandsteen - die gedolven wordt in Twente waar de dichter geboren is - roept associaties op met de in het Limburgs land veel voorkomende gele mergel natuursteen.
Dorpen liggen verspreid als parels in het mooie heuvelland dat ook bekend staat om zijn gastvrijheid die de vele hoteliers bieden. Ook de zwoegende fietser is een veel voorkomend fenomeen in Zuid-Limburg. De ik van het gedicht- het lyrisch ik- verhaalt over een fietstocht. Wie kent niet het beeld van de zwoegende fietser die de Cauberg, Keutenberg of de Vaalserberg probeert te bedwingen.
Diverse rijmklanken zijn op een taalkundige manier in het gedicht verwerkt:
kom - om, voorbij - opzij, alleen - omheen. Hierdoor worden de regeleinden extra gemarkeerd.
Wilmink was een poëet die in alles poëzie zag, bovenal in alledaagse taferelen. Het belanden op dood spoor en de tas vol flessen die de fietser in zijn handen heeft is te beschouwen als een metafoor voor de zwaarte van het op te lossen probleem waar de fietser mee worstelt. Hij verlangt naar de avond die een rustpunt of eindpunt kan zijn.
Het lyrisch ik laat de oplossing voor een probleem aan de vrije ruimte van onze verbeelding.
Willem Andries Wilmink is geboren te Enschede in 1936 waar hij in 2003 is overleden. Als neerlandicus heeft hij zich bijzonder verdienstelijk gemaakt voor de Nederlandse literatuur. Hij heeft diverse hertalingen van middeleeuwse literatuur zoals de Beatrijs op zijn naam staan. Ook schreef hij beschouwingen over middeleeuwse literatuur. Als kinderboekenschrijver en auteur van teksten voor cabaret en televisie verwierf hij bekendheid.