Herman de Coninck
uit: De gedichten, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2001.
Twee plekken in de gedichtenroute, die allebei "Zicht op --- " zijn genoemd. Twee plekken dus die aansporen tot kijken, tot waarnemen. En ook twee gedichten die elk op hun eigen manier je vragen om eens daarover na te denken.
Een intrigerende zin van De Coninck. Dat je om 'de plek' te bereiken moet vertrekken, moet 'opstappen': dat spreekt voor zich. Maar je moet 'thuis opstappen': het (al te) vertrouwde achter je laten, afscheid nemen van de bekende 'manieren van kijken', je waarneming veranderen, om nieuwe inzichten op te doen, te 'bereiken'.
Maar dan, wanneer je denkt dat je het bereikt hebt, dat je er bent, brengt De Coninck je uit evenwicht: 'Er is niets te zien,' - - 'en dat moet je zien' ...
Dergelijke (schijnbaar?) tegenstrijdige beweringen, die de lezer een por geven, uit zijn vertrouwde nestje halen, komen overal in het gedicht tevoorschijn. Het spelen met vertrouwde patronen, trekken en duwen aan de lezer, dat doet De Coninck voortdurend. Veranderen en 'bij het zeer oude laten'; 'overmorgen', 'achterlaten', 'vandaag'; 'hier' en 'tijd' -- heden, toekomst, verleden door elkaar, we worden gedwongen vooruit en achteruit te springen; gedwongen om, als bij een Gestalt-afbeelding, te schakelen tussen hier en nu, en overmorgen.
En wat is dat nu precies met dat 'te hebben achtergelaten'? Je laat het vertrouwde achter; je laat ook ' iets' achter ...'voor sterfelijkheid'. Ja, wacht even, maar dat moet dan toch onsterfelijkheid zijn? Je laat toch iets achter om onsterfelijk te zijn? Nee, 'sterfelijkheid' staat er....
'Er is hier' : dat is dus 'de plek'! Maar wat is nu 'de plek'? De eerste strofe draait om plaats, maar in de tweede verandert dat in tijd. Is de plek dan eigenlijk niet het 'hier' in de tijd, het 'nu' dus, het hier en nu , in tegenstelling tot de tijd van overmorgen? Tijd en plaats vloeien zo in elkaar over. Woorden die je naar duizelingwekkende theorieën over ruimte en tijd leiden. Om 'de plek' te bereiken, moet je opstappen 'uit manieren van kijken'. Wat nemen we nu eigenlijk waar? Klopt onze waarneming wel?
De Coninck geeft geen oplossingen, hij laat alleen een veelheid aan facetten zien, hij reikt complexiteit aan.
Een citaat over De Coninck van Eva Gerlach: "poëzie die op een heldere manier raadselachtig is (...) er is niks dat ik niet begrijp, het lijkt wel doorschijnend van helderheid, en toch begrijp ik het niet". (bron: Hugo Brems, Schrijven is toelaten. In: Ons Erfdeel. Jaargang 39 (1996)