Ivo van Strijtem
uit: Hoeveel is zo weinig, Facet, Antwerpen, 1978.
De dichter observeert zijn eigen woorden. Hij stuurt niet, de woorden gaan hun eigen gang, ze zijn 'ongebonden'.
Woorden kunnen agressief zijn, fel, ze kunnen tieren, intimideren. Deze woorden niet: ze zijn niet dwingend of doelbewust, ze lijken niet zo goed te weten wat ze moeten, een beetje zoekend: ze 'slenteren' door het 'beregende dorp'. Ze zijn samen, maar ook alleen, misschien zelfs een beetje eenzaam. Geen luidruchtigheid, geen golven van grote emoties. Er is een sfeer van lichte weemoed voelbaar, van nadenkendheid, een ogenblik van afstand nemen van het dichtbije, jachtige, dagelijkse leven.
Eigenlijk een beeld van een gewone, niet bijzondere dag onder mensen.
Want in die woorden van Van Strijtem, 'mijn woorden' , die zich los hebben gemaakt van de dichter, zien wij mensen, het gedrag van mensen, - zien we eigenlijk onszelf. En dan besef je dat je niet meer alleen kijkt naar een momentopname van een paar mensen, maar naar een beeld van het leven. Wat praten, soms zwijgen, een moment van lachen, ook van huilen. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan.