Jan Emmens
uit: Kunst-en vliegwerk, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1984
Verrassend, deze vergelijking: zo verrassend dat je op deze brug even stil staat, om wat het gedicht zegt tot je door te laten dringen. En ondertussen stroomt dan, onder je door, het water van de Geul verder.
Slaap wordt vaak verbonden met vergetelheid, en staat dikwijls symbool voor de dood. Maar hier treedt de slaap op als een verbinding, tussen twee dagen - dus een deel van het leven.
Emmens houdt van tegenstellingen, omkeringen, paradoxen. Zijn voorliefde voor filosofische gedachtes, voor aforismen, is ook in dit gedicht duidelijk. Het is opgebouwd rond contrasterende paren. Die contrasten brengen je denken in beweging, er doemen steeds meer gedachten, associaties op, als een druppel in het water die steeds wijdere kringen tot gevolg heeft.
Het gedicht gaat over beweging en stilstand. Over een brug die er altijd is en water dat nooit hetzelfde is; een brug die vast is en het steeds bewegende water. Over een mens voor wie de tijd even stilstaat in de slaap - maar dat kan niet, de tijd stroomt door, ook als jij stil lijkt te staan. Slapen is (of lijkt) statisch, zoals de brug, maar in een droom is er voortdurend beweging en verandering.
Twee polen heeft dit gedicht: aan de ene kant wijst het naar het leven dat doorgaat (zoals het stromende water ), en naar toekomst: via de brug van het slapen kom je van vandaag in morgen terecht.
Maar die andere kant laat zich niet wegduwen: het beeld van de tijd die stroomt, en dus voorbijgaat. Onvermijdelijk is dan de gedachte: alles gaat zo snel voorbij als een droom, - zo snel dat het leven soms onwerkelijk lijkt. Een droom, de slaap, ook een beeld van de dood.