46 Licht

Remco Campert

uit: Dichter, De Bezige Bij, Amsterdam, 1999.

aan de gapert rothemer watermolen

Een doodgewone gebeurtenis in het dagelijkse, huiselijke leven: je beslist een boom om te hakken, omdat hij te veel licht wegneemt, en je daar genoeg van hebt. Dat is: mensen zijn de baas over de boom, in hun almacht gaan ze er van uit dat de boom 'eigendom' is, waarmee je kunt doen wat je goeddunkt, zonder rekening te houden met dat 'andere': 'de boom die in zijn eigen reiken / ons verlangen in de weg stond'.

Maar dat blijkt anders uit te pakken. Kijk naar 'de boom kreunde kermde kraakte', 'de wind... /week geschrokken uit', 'sleurde hij zijn leven neer'. Die woorden kondigen onheil aan, want de boom is niet zomaar een object meer, maar lijkt emoties te hebben, net als mensen.

Als de boom zijn noodlot heeft ondergaan, en de mensen lijken te triomferen, 'eindelijk hadden we licht in de kamer' - op datzelfde moment breekt het besef door dat er iets onherroepelijks is gebeurd 'en zagen klaar / ons onherstelbaar gezicht'. Wat betekent die macht dus eigenlijk: wie zijn uiteindelijk de verliezers?

Als beteuterde kinderen staan ze daar. Als tovenaarsleerlingen, die beseffen wat ze gedaan hebben: het 'licht' in de titel is wellicht een ander licht dan het licht dat eindelijk in de kamer schijnt?