39 Ik draai een kleine revolutie af

Lucebert

uit: Van de afgrond en de luchtmens, De Bezige Bij, Amsterdam, 1999.

Dit zijn intrigerende regels. 'Ik draai een kleine revolutie af / ik draai een kleine mooie revolutie af' . Een revolutie gaat gepaard met geweld, angst, strijd. Maar een 'kleine' revolutie, en dan ook nog een 'mooie'? En 'afdraaien'; de associatie is dan: niets nieuws, al zo vaak gezien, iets dat voortdurend herhaald wordt, en daardoor wordt het schokkende, op zichzelf staande karakter van een 'revolutie' tenietgedaan.

7b ik draai een kleine lucebert

De eerste vraag is natuurlijk: wie of wat is die 'ik'? 'ik ben niet langer van land / ik ben weer water' : dat doet je denken aan het water van een rivier, dat na de inperking in de bedding weer zijn vrijheid hervindt. Het water dat is teruggekeerd. Een jubelende 'ik': met telkens weer een nieuwe uitbarsting van herwonnen energie en beweging, na het zware, vaste land: 'schuimend' en 'schietend'.

Het water in zijn verschijningsvorm als oceaan is het eerste waar je aan denkt bij 'op mijn rug rust een zeemeermin / op mijn rug rust de wind' . Maar er zijn ook connotaties met 'waterval'; waardoor de beweging en de energie nog benadrukt worden. Het lijkt of het water die bruisende energie overdraagt aan het ritme van de taal, aan de woorden en de klanken. Je voelt, je hoort, de snelheid en de vaart: 'schuimende koppen', 'schietende schimmen'.

Om dan tot rust te komen; van de harde sch- naar de zachte r- en de u-klank: 'op mijn rug rust de wind'. Na het woeste, heftige schuimen en schieten nu het zachte ritselen en ruisen en zingen: 'ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af'.

Dat is dus de revolutie: de omwenteling, de cyclus van het water is voltooid. Het water is klaar om opnieuw te beginnen, een nieuwe kleine revolutie af te draaien.