Johanna Kruit
uit: Kun je zien wat je voelt?, Holland, Haarlem, 1991.
'Het is van niemand en daarom van mij.' Er is niemand in het weiland, het is door iedereen leeg achtergelaten, en daarom kan de 'ik' het vullen met haar/zijn aanwezigheid, en met gedachten en beelden. Daardoor ontspint zich een spel met werkelijkheid en fantasie.
Er is materiële aanwezigheid: er is een hek, een boom, gras, een sloot; en daartegenover staat wat aanwezig is in de geest van de waarnemer: de boom is, of heeft, een geheim; de wind is een persoon, want hij 'woont'; er is heimwee - naar wat? Er is stilte, die bang maakt: 'als je zingt gaat dat over.' En: er is misschien betovering!
Dan zijn er elementen die tussen deze twee werelden in staan: de sporen wijzen op 'een beest dat daar was.' De sporen zijn waarneembaar, maar het beest niet meer, en dat vergroot nog het geheimzinnige, onzekere karakter.
Er is dus een contrast, tussen de veiligheid van de realiteit, en dat wat zich buiten het waarneembare, in onze geest, afspeelt. En die onzekerheid over wat je niet kent krijgt langzaam de overhand, neemt bezit van je. Je begrijpt niet goed wat er zich afspeelt; en je begrijpt zelfs jezelf niet meer : 'misschien ben ik betoverd / door dat onbegrepen weiland.'