AART VAN DER LEEUW
(1876 Delft - 1931 Voorburg)
Aart van der Leeuw promoveerde in de juridische wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam in 1902. Hij ging werken bij een levensverzekeringsmaatschappij tot 1907, toen hij zijn ontslag kreeg vanwege een zwakke gezondheid. Hij hield zich daarna uitsluitend bezig met literatuur. Zijn eerste proza en gedichten staan in het teken van de Beweging van Tachtig. Zijn poëzie is nu eens retorisch en stroef, dan weer stemmingsvol en melodieus. De inhoud wordt gekenmerkt door een eenvoudig, spontaan-religieus natuurgevoel, waarvan de symboliek, evenals in het proza, voortdurend boven het aardse uitstijgt.