03 Het vrije veld

Bernlef

uit Dwaalwegen, Querido, Amsterdam, 2008

Bernlef provoceert ons, lezers, door ons met een paradox te overvallen: hij schrijft een gedicht over een plaats waar het gedicht niet kan komen. Wat kan dat zijn, een plaats waar een gedicht niet kan komen?

c15w

Waar gaat het gedicht eigenlijk over? 'het vrije veld', 'horizon noch grenzen', 'hemel', 'wind', 'licht': ruimte, leegte, dat is wat de kleur, het gevoel van dit gedicht bepaalt. Dit is het 'ergens' waar begint 'wat men later zijn herinneringen noemt'.

De lege ruimte ( 'een toestand waar geen mens vat op heeft' ) en de mens: er wordt een contrast voelbaar tussen die twee. De mens heeft herinneringen: dat wil zeggen dat het blikveld bepaald is, gefocust. De grenzenloze, vrije ruimte is ingeperkt.

De situatie, die Bernlef zo oproept, kennen we natuurlijk. Zo begint Genesis, het eerste bijbelboek, zo beginnen veel andere scheppingsverhalen: alles begint met een aarde, die "woest en ledig" is, een toestand van voor de taal, 'waarvoor geen woorden zijn'. Langzaam worden de vormen vaster, en dan verschijnt de mens, met zijn taal, die de aarde in zijn greep probeert te krijgen, die ingrijpt, die aan zijn omgeving structuur geeft door zijn herinneringen, door woorden, door gedichten.

Maar klinkt er niet iets van spijt door: 'nu nog een toestand waar geen mens vat op heeft, ...een en al onaantastbare luister.'? Anders dan in Genesis, waar de mens de kroon op de schepping is, het hoogtepunt?

Mooie, intrigerende beelden: draden hangen uit de hemel, waaiend in de wind, 'slordig afgehecht', - en: stenen 'slurpen zich vol licht.'